Maurice Boyer was één van de laatste fotojournalisten met een vast contract bij een krant. Nu hij 65 is, is dat contract met NRC Handelsblad beëindigd. Hij wist het nog een half jaar te rekken om de tijd tot zijn AOW te overbruggen.
‘Maurice Boyer – Thuis in Amsterdam’ is nog tot 14 juni te zien en toont foto’s rondom de thema’s stadsvernieuwing en vluchtelingen. Een tweeluik. Het eerste deel is zijn eerste grote project van eind jaren ’70 met subsidie van het Amsterdams Fonds voor de Kunst: het vastleggen van de sloop, renovatie en nieuwbouw in verschillende Amsterdamse wijken zoals de Staatsliedenbuurt, Spaarndammerbuurt en Dapperbuurt. Hij begaf zich midden tussen de krakers, was bij de rellen in de Vondelstraat en rondom de kroning van prinses Beatrix. “Vaak waren er twee groepen. Bij de krakers van de Groote Keijser ging een groep als afleiding de ene kant op en mijn groep liep zo het stadhuis binnen. Ik wist van niks en zat midden in een bezetting. Ze duwden de bewakers opzij en nadat ze hun zegje hadden gedaan gooiden ze een rookbom en vertrokken weer”, vertelt Boyer. Veel later, in 2010 had de Bijenkorf toevallig een keer ME’ers op de posters voor de Drie Doldwaze Dagen en Boyer legde vast hoe de krakers daarlangs liepen. Twee jaar fotografeerde hij de stadsvernieuwing, gewone mensen tijdens de afbraak en opbouw en de krakers.
Boyer fotografeert vanuit maatschappelijke betrokkenheid: “Ik heb de stad en de wereld leren kennen door de ogen van mijn camera. Door met mijn onderwerpen bezig te zijn begreep ik beter hoe de wereld in elkaar zat, hoe mensen daarop reageerden. Ik ben niet zo’n prater maar een camera gaf mij de gelegenheid om makkelijker in gesprek te raken.”
Vluchtelingen
Voor zijn nieuwste project, het volgen van Syrische vluchtelingen, vroeg Maurice weer subsidie aan bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Hij kreeg het niet, maar wel van Fonds Anna Cornelis en zo kwam het tweede deel van de tentoonstelling tot stand. “Ik wilde niet als een nachtkaars uit gaan, ik wilde nog iets neerzetten. Iets dat los stond van het gewone krantenwerk, een restaurantje hier en een portretje daar. Samen met de NRC kwamen we op het idee om een vluchtelingengezin in Amsterdam te volgen.”
Maurice werkte veertig jaar voor NRC. Hij kwam daar terecht via Bert Nienhuis. “Ik werkte vooral in de doka. Bert werkte veel voor het linkse Vrij Nederland en voor de liberale NRC. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen. Toen schoof hij mij naar voren bij de NRC voor de popconcerten. Waarschijnlijk ook omdat het zwaar was. Je had nog geen gereserveerde plekken, dus je moest er om acht uur zijn en hangen bij het voorprogramma, terwijl het concert pas om een uur of tien, elf, begon. Dan moest je de film ontwikkelen en je afdrukken bij de krant afgeven, dan was ik om een uur of drie, vier thuis en verwachtte Bert wel dat ik weer om tien uur voor zijn deur stond.” Maar hij vond het geweldig. Nienhuis was de tweede leermeester bij wie hij het vak leerde. De eerste was de buurman van broer Luc, Robb Buitenman, graficus en beeldend kunstenaar en vooral met zichzelf bezig. Nienhuis was totaal anders “Ik wist niet dat je de werkelijkheid zo kon vangen. Er waren dagen dat ik niet wist wat er buiten gebeurde of wat voor weer het was. Dan kwam Nienhuis langs met zes, acht, of twaalf filmpjes om te ontwikkelen. Ik heb daar heel veel geleerd en door de popconcerten voor NRC en de subsidie voor het project over stadsvernieuwing kon ik na twee jaar voor mezelf beginnen. Daarna kreeg ik van NRC meer andere klussen en portretten en brak ik door.
Eigen doka
Mijn vader was een verwoed fotoamateur en had zijn eigen doka bij ons op zolder. Ik vond het wel intrigerend al die chemicaliën die hij in de keuken mengde. Daar is wel een zaadje geplant.” Maurice wilde wel een taal studeren, maar daarvoor had hij de hbs moeten volgen en hij zat bij de eerste lichting van de havo, dus ging hij naar de lerarenopleiding. “Ik heb het drie jaar volgehouden. Toen moest ik voor de klas staan”, zegt Maurice en trekt een vies gezicht.
“Het erbovenop zitten, dat heb ik van Bert Nienhuis meegekregen. Soms trok er wel iemand aan mijn kraag, omdat ik in zijn beeld stond, maar dat nam ik op de koop toe. Ik wil erbovenop zitten.” Het werk voor de krant was niet altijd even inspirerend. Dat zag je volgens Maurice ook aan zijn werk. “Ik heb een aantal jaar niet altijd even geïnspireerd gewerkt. Maar ik moest mijn huis en mijn gezin onderhouden en ik had gewoon ook veel werk, drie tot vier klussen per dag en zeven dagen in de week. Vooral in het pre-digitale tijdperk was dat stampen, de doka in terwijl je amper op je benen kon staan, productie maken. Ik had simpelweg geen tijd voor eigen projecten.”
Naast zijn werk voor de krant, doet Maurice ook commerciële klussen. Voor Thonik, bijvoorbeeld, een grafisch ontwerpbureau in Amsterdam. Zo kwam hij onder meer in Japan, China en de Biënnale van Venetië terecht om daar hun uitingen in het straatbeeld te fotograferen. Dit soort klussen blijft hij doen. Net als het volgen van de vluchtelingen, zijn neef Nick, autistisch en met een verstandelijke beperking die sinds kort in een woonvoorziening woont en zijn broer Luc.
“Mijn broer Luc kreeg in 2012 een beroerte waarbij hij halfzijdig verlamd raakte. Het was een schok om mijn oudste broer die altijd met zijn lijf bezig was in zijn performances zo te zien. Het zijn wel dezelfde genen. Ik ben hem gaan fotograferen om dat te verwerken.” Het Amsterdamse theater Frascati waar hij vaak optrad, heeft in 2014 een serie foto’s van zijn vroegere optredens samen met een serie van na zijn beroerte tentoongesteld. Luc verwerkte zijn beroerte met het maken van het drieluik Step by Step en Hart en Ziel waarmee hij in 2015 in het Amsterdamse theater Bellevue stond. Uiteraard, net als bij zijn voorstellingen van voor de beroerte op de voet gevolgd door zijn zestien jaar jongere broer Maurice.
Voor het project met de vluchtelingen heeft Maurice van het fonds voor een jaar geld gekregen en dat gaat hij zeker volmaken. “Het zijn nu vrienden. Ik wil dat ze goed terechtkomen.” Hij hielp ze al bij de reis vanuit de noodopvang Heumensoord in Nijmegen naar hun nieuwe tijdelijke onderkomen in Amsterdam- Oost. “Op initiatief van een groep buurtbewoners Gastvrij Oost werd een kantoorcomplex voor een half jaar ingericht als tijdelijke opvang.” Daarna fotografeerde hij de verhuizing naar hun nieuwe huis en ging hij mee om de eetkamerstoelen te kopen. “Het zou ongeveer 20 kilometer ver zijn, maar bleek in Sassenheim. En de stoelen pasten niet in één keer in de auto. Ik moest twee keer rijden”, lacht hij. Desondanks blijft Maurice voor ze klaar staan met zijn camera in de aanslag.
